De boxer
De boxer
De Boxer in zijn huidige vorm is een betrekkelijk jong ras. Zijn verre voorouders stammen echter rechtstreeks af van de Tibetdog, die duizenden jaren geleden al bestond.
Vanuit het oude Griekenland werden zware honden, de Molossers, in het Romeinse keizerrijk ingevoerd. Bij de Romeinse legers deden ze niet alleen dienst als waakhond, maar ook als een voorloper van de huidige tank.
Om te voorkomen dat de tegenstanders houvast kregen aan de staart of de oren, werden deze lichaamsdelen er van tevoren afgehaald. In die tijd was couperen een functionele maatregel om de dieren te laten overleven in hun gevaarlijke strijd.
De Romeinen veroverden bijna geheel West Europa en toen er een tijdperk van betrekkelijke vrede aanbrak, waren de honden als oorlogshond overbodig geworden. Men ging toen op zoek naar andere specifieke taken voor deze makkelijk af te richten honden.
De zware kolossen konden worden ingezet als bewakings- en verdedigingshond. De lichtere honden bleken uitstekend te voldoen als opdrijvers van het vee. In West Europa is het ongeveer zo’n vijf eeuwen de gewoonte geweest om honden op te hitsen tegen het slachtvee, omdat het vlees zo smakelijker zou worden. De speciaal voor dit volksvermaak gefokte honden waren niet alleen sterk, maar ook erg wendbaar.
Behalve voor het ophitsen van vee, werden de honden ook gebruikt voor de jacht op beren en zwijnen. Deze honden zijn de geschiedenis ingegaan als Bullebijters. Tegen het eind van de 19e eeuw is uit de Brabantse Bullebijter de Boxer voortgekomen. De Brabantse Bullebijter was kleiner en lichter, maar meer atletisch en wendbaarder en zeker even moedig als zijn grotere soortgenoten.
Ook de Engelse Bulldog heeft grote invloed gehad op het ontstaan van het Boxerras. Het blijft gissen hoe de naam is ontstaan, maar de meest voor de hand liggende verklaring is de manier waarop de honden in hun spel de voorpoten gebruiken. Een manier die sterk doet denken aan de bewegingen van een vuistvechter in de ring.
Liefhebbers van het ras verenigden zich in de Duitse Boxerclub, die in januari 1896 werd opgericht en op 29 maart al een tentoonstelling organiseerde. Na deze tentoonstelling is men de raspunten gaan vastleggen in een rasstandaard, die echter pas in 1905 werd aangenomen.
Karakter
De boxer is een vrolijke, actieve en vaak onstuimige hond. Hij is erg gehecht aan zijn gezin en krijgt graag veel aandacht. Ook naar bekende zijn ze doorgaans enthousiast. Boxers zijn tot op hoge leeftijd speels en nieuwsgierig. Ze zijn soms hard voor zichzelf, meestal zelfverzekerd en kunnen soms overheersend gedrag vertonen tegenover hun eigenaar. Toch zijn ze gevoelig voor stemmingen en kunnen ze er slecht tegen als hun eigenaar boos of verdrietig is. Ook houden ze niet van harde geluiden zoals vuurwerk en onweer.
Als u uw boxer voldoende beweging en aandacht geeft, is hij in huis meestal rustig. Hij kan dan goed leren om een tijdje alleen te zijn.
Naar andere honden gedragen boxers zich vaak nogal stoer. As ze met andere honden spelen kunnen ze soms ruw en onstuimig zijn. Met andere dieren in huis kan hij meestal goed omgaan, mits hij daarmee goed gesocialiseerd is.
Boxers zijn waaks, maar geen onnodige blaffers. In principe gaan boxers goed om met kinderen en vinden ze kinderen vaak leuk, maar voor kleine kinderen zijn ze al snel te enthousiast en te sterk. Sommige boxer beschermen ‘hun’ kinderen.
Vol vertrouwen / Enthousiast / Stabiel karakter / Vriendelijk / Onafhankelijk / Trouw / Beschermend / Energiek / Vrolijk / Intelligent
Bron: Het landelijk informatiecentrum gezelschapsdieren (LICG).
Rasstandaard
De Boxer behoort tot de middelgrote rassen; het is een gladharige, robuuste hond met een kwadratische lichaamsbouw en sterke ledematen. De Boxer is een hond die men het beste kan vergelijken met een sterk gespierde atleet, die een hoge mate van kracht en snelheid in zich verenigt. De bespiering is zeer droog en krachtig ontwikkeld en moet duidelijk waarneembaar zijn. De bewegingen van de Boxer zijn levendig, de gang is vast maar toch elastisch, vrij en ruim in het lopen en de houding is fier en edel. Als gebruikshond mag hem een zekere massa, gepaard gaande aan kracht niet ontbreken evenmin als elegantie als gezelschapshond met veel uithoudingsvermogen en als buitengewoon goede springer.
Al deze gezamenlijke vereisten kunnen alleen dan in een lichaam verenigd worden, als ieder lid afzonderlijk hiervan voor de hoogste prestatie is gebouwd en tot een harmonisch geheel is samengevoegd. Vandaar dat de Boxer bij een maximaal ontwikkeld krachtig lichaam, toch niet plomp of zwaar mag zijn. Het hoofd verleent de boxer het hem zo kenmerkende karakter; het moet in een goede verhouding staan tot de rest van het lichaam en mag vooral niet te licht zijn.
Het meest karakteristieke van de Boxer is de snuit, waarbij de correcte vorm en de juiste verhouding tot de grootte van de schedel er het meeste op aankomt. Bij de beoordeling van de Boxer moet men daarom eerst het totaalbeeld in aanmerking nemen, of massa en elegantie enerzijds sen of de onderscheiden delen van het lichaam anderzijds in de meest gewenste verhouding tot elkaar staan, waarbij men ook op de juiste kleur moet letten. Pas daarna moet men deze onderscheiden delen op hun correcte bouw en functie toetsen.